H4. Waarom werden christenen vervolgd?
In de keuzes die de christenen nemen, sluiten ze een stukje wereld buiten. Dat is, naar mijn mening, de diepere oorzaak van de christenvervolging. De wereld ziet dat een groep zich afsplitst van de samenleving, en een heel aantal dingen niet meer doet. Ze veranderen, en zetten zich af tegen alles wat eerst als ‘normaal’ bestempeld werd. Ze hebben geen plezier meer, gaan niet meer naar de spelen of naar de baden, maar houden zich afzonderlijk. Het christendom is exclusief monotheïstisch. Ze accepteren geen andere goden naast hun God. Daarmee verklaren ze dat heel de Romeinse wereld verder ongelijk heeft, en eigenlijk demonen aanbid. De Romeinen zijn behoorlijk behoudend. Ze houden zich aan de mores majorum en veterum instituta (gewoontes en regels van de voorouders). De waarheid, en daarmee de ware godsdienst, is niet aan verandering onderhevig, en is dus heel oud.
Belangrijk binnen de Romeinse godsdienst, is de gedachtegang dat ze zo machtig zijn geworden, door het accepteren van allemaal andere godsdiensten, die allemaal naast elkaar bestaan. Als een volk onderworpen werd aan de Romeinen mochten ze hun eigen godsdienst houden, en de goden worden ook overgenomen in het Romeinse pantheon. Er is wel een voorwaarde aan verbonden. De onderworpen volken moeten ook de Romeinse goden gaan vereren. Dit is dan ook helemaal geen punt. Elke polytheïst zal nooit weigeren andere goden te vereren.1 Omdat de Romeinen alle goden te vriend houden, hebben ze veel meer macht dan de volken die zich aan enkele goden binden. In ‘Octavius’ van Minucius Felix zegt de heiden Caecilius daarover: Vandaar dat wij door gansche keizerrijken, provincies, steden, heidenen afzonderlijke nationale gewijde plechtigheden zien houden en gemeentelijke goden huldigen. (…) De Romeinen allen te gader. Zoo heft hunne macht en hun gezag den omtrek van den ganschen aardkring bezet: zoo hebben zijn hun rijksgebied uitgebreid tot voorbij de banen van de zon en de grenzen van de oceaan zelven.2
De Romeinen hebben een verbond met de goden. Het zogenaamde pax deorum, de vrede tussen de goden en de mens. Het steekt vrij eenvoudig in elkaar. De Romeinen eren de goden, en de goden zijn in het vervolg de Romeinen gunstig gezind. Er zijn binnen de Romeinse geschiedenis maar twee religies die zich onttrekken aan het polytheisme. Dat zijn de joden en de christenen. De joden hadden een bijzondere status, omdat ze zich konden beroepen op een eeuwenoude traditie, wat een sterk argument was bij de Romeinen. De christenen konden zich daarop niet beroepen, en als ze zich onttrekken aan de godsdienstige riten, is dat een gevaar voor de staat. De goden zouden hier wel eens boos om kunnen worden, en het rijk niet meer gunstig gezind kunnen zijn. Dat de christenen geen andere goden aanbidden word ze ook wel eens aangerekend onder de noemer ‘atheïsme’. Het zijn de christenen die intolerant zijn. En eigenlijk is het nog veel erger. Als we zeggen dat het Romeinse rijk een grote open corporatie is, die groeit door het absorberen van volken. En dan is er een groep die weigert zich aan te passen, dan is dat pure opstand. Flinterman verwoordt dit in een persoonlijke mededeling als volgt: Het gaat dus om meer dan politieke opstandigheid; het gaat om een (veronderstelde) fundamenteel asociale en misdadige instelling3
Keizerverering
Voor onze cultuur is het moeilijk te begrijpen hoe een mens tot god verklaard kan worden. Toch was dit een heel normaal onderdeel van het Romeinse leven. Door een offer aan de keizer liet je zien dat je de keizer als absolute autoriteit erkende. In de Romeinse wereld werd ‘goddelijk’ opgevat als iets ‘bovenmenselijks’. Vanaf dat startpunt werden stichters van een stad, of bekende helden goddelijk verklaard. Dit vond vele jaren na hun dood plaats. De Romeinse keizers werden echter ook al tijdens het leven ‘vergoddelijkt’. Dit begon bij Gaius Octavius, beter bekend onder zijn titel Augustus. Augustus betekend ‘verhevene’, en was een subtiele hint op zijn goddelijkheid. De keizers na hem hadden minder moeite met de titel ‘god’.
Offeren aan de keizer was eigenlijk offeren aan de genius van de keizer. Elke man heeft een genius, die staat voor zijn persoonlijkheid of ziel. De ziel is onsterfelijk, en daarom makkelijker te erkennen als goddelijk. De verering van de genius van de keizer liep gelijk op met de verering van de godin Roma, de genius van Rome, de ziel van het Romeinse rijk. Dit was voor christenen een straat te ver. Offeren aan de keizer stond voor hen gelijk aan afgodendienst. Het is bekend dat er tijdens de regering van Septimus Severus feesten gehouden werden in Afrika. Dat was namelijk de geboortegrond van de keizer. Christenen deden niet mee aan deze feesten, en joegen zo het volk en de lokale overheid tegen zich in het harnas.
Andere oorzaken
Toch is het te kort door de bocht om dat als enige oorzaak aan te wijzen. Er speelden nog een aantal dingen. Allereerst de positie van de Joden. Lang is het christendom gezien als een joodse sekte, en viel daarbij onder de status van de joden. Het jodendom was al jaren religo licita en dus geaccepteerd. Bovendien was 7% van de bevolking joods, en zaten er joden op invloedrijke posities. Tertullianus is heel kort over de joodse invloed De waarheid begon met gehaat te zijn; zodra zij verschenen was, werd zij gehaat. Al degenen die geen deel aan haar hebben, zijn haar vijanden en wel de joden uit vijandigheid in den eigenlijken zin4. De synagogen der joden, de bron der vervolgingen5 Dat de joden niet zo positief stonden tegenover de christenen is wel te begrijpen. Naast de godsdienstige redenen, hadden de christenen zich gedistantieerd van de joden tijdens de joodse oorlog, die afliep met de val van Jeruzalem in september 70 AD.
Ten tweede, de magische kracht van de christenen. Gaius Suetonius Tranquillus (70-ca.140) Was een hooggeplaatste dienaar aan het hof van Trajanus en Hadrianus. Ook schreef hij een bekend werk ‘de vita caesarum’ waarin hij het leven van de keizers Caesar t/m Domitianus beschrijft. Hierin noemt hij ook de christenen, met de woorden “een nieuw en boosaardig bijgeloof”6 Dezelfde woorden gebruikt de historicus Tacitus7 Dit bijgeloof is sterk verbonden met magie. De Romeinen zagen het christendom in het kader van oosterse godsdiensten, vol met magiers, en rituelen. Deze oosterse godsdiensten zouden de onwetende burgers verleiden. Het is voor Romeinse staatsburgers dan ook lang verboden om officieel lid te worden van een (bijvoorbeeld) de cultus van isis. Magie was tegen de rede en was gewone kennis, in tegenstelling tot de filosofische wetenschap. De beschuldiging van magie (hekserij) was dus behoorlijk zwaarwegend. Zeker voor de eenvoudige burgers, die van de intellectuele elite horen dat christenen en magiërs hetzelfde zijn. Vandaar dat de link tussen christenen en bepaalde rampen, zoals pest, overstroming, hongersnood, snel gelegd was. Tertullianus herkend dit als hij zegt: Wanneer de Tiber overstroomt of wanneer de Nijl niet overstroomt, in periodes van droogte, bij aardbevingen, hongersnood of epidemieën, meteen weerklinkt de roep: 'De christenen voor de leeuwen!8 Zelfs de vrij liberale Gibbon schrijft over de ‘magische’ krachten van de Christenen: But the progress of superstition would have been much less rapid and victorious if the faith of the people had not been assisted by the seasonable aid of visions and miracles to ascertain the authenticity and virtue of the most suspicious relics9.
Ten derde, het heidense onbegrip over een aantal zaken. De gebruiken van christenen zijn onbekend, en omgeven door ‘tale kanaans’. Zo zijn de woorden die gelezen worden bij het avondmaal heel verkeerd opgevat. 22 Terwijl ze aten, nam hij een brood, sprak het zegengebed uit, brak het brood, deelde het uit en zei: ‘Neem hiervan, dit is mijn lichaam.’ 23 En hij nam een beker, sprak het dankgebed uit en gaf hun de beker, en allen dronken eruit. 24 Hij zei tegen hen: ‘Dit is mijn bloed, het bloed van het verbond, dat voor velen vergoten wordt. 25 Ik verzeker jullie: ik zal niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken tot de dag komt dat ik er opnieuw van zal drinken in het koninkrijk van God.’ 10 Dit werd verbonden met het drinken van bloed, en slachten van kinderen, en kannibalisme. Ook de zogenaamde agape maaltijd, wat een liefdemaal was, voor de armen, werd anders opgevat. Samen met de kus der vrede (paulus) waren dit aanwijzingen voor incest. De heiden Caecilius zegt daarover: Zij herkennen elkaar aan geheime tekenen en kenmerken en hebben elkaar lief bijna nog voordat zij elkaar hebben leren kennen; overal verbindt hen als het ware een gemeenschappelijke band van liederlijkheid en zij noemen elkaar zonder onderscheid broeders en zusters, zodat een niet ongewone ontucht door tussenkomst van die geheiligde benaming zelfs bloedschande wordt. (…) Ik verneem, dat zij de kop van het nietswaardigste beest, van een ezel, hebben geheiligd en vereren, gedreven door ik weet niet welke dwaze overtuiging: een eredienst, die een waardig product' is van zulke zeden! Anderen zeggen, dat zij de genitaliën van hun voorganger en priester zelf vereren en in aanbidding neerzinken voor de scheppingskracht van hun zogenaamde vader. Ik weet niet of die verdenking vals is, maar ik vind haar te rijmen met hun geheimzinnige nachtelijke plechtigheden! (…)
Het gerucht dat de christenen de kop van de ezel vereren, komt volgends Tertullianus11 Bij Tacitus vandaan. Hij schrijft dat de joden, tijdens hun reis door de woestijn, zo’n dorst hadden dat ze ezels achterna liepen, om water te vinden. Gezien de link die de Joden en christenen hebben, wordt hen nu verweten dat ze de kop van de ezel aanbidden, dat tevens symbool staat voor wellust. Dat werd de christenen namelijk ook verweten. Op een feestdag komen zij voor de maaltijd bijeen met hun vrouwen, kinderen, zusters en moeders, mensen van beide seksen en van elke leeftijd. Wanneer daar dan, na het gebruik van veel spijzen, de stemming geanimeerd geworden is en onder invloed van de wijn de begeerte naar zondige lusten bij hen is ontgloeid, dan hitsen zij een hond, die aan een kandelaar vastgebonden is, aan tot een ren en een sprong door hem een been toe te werpen, verder dan de lengte van zijn band, waarmee hij vastgebonden is. Nadat zo dan het licht, dat hen zou kunnen verraden, omvergeworpen en gedoofd is, geven zij zich in een duisternis, die alle schaamtegevoel wegneemt, over aan een misdadige lust naar gelang het blinde toeval hen samenbrengt, en, hoewel niet allen zich metterdaad aan bloedschande schuldig maken, (…) Ook het verhaal over het inwijden van hun nieuwelingen is even verfoeilijk als algemeen bekend. Een kind, geheel onder meel bedekt, zodat het onkundigen bedriegt, wordt voorgezet aan hem, die in hun dienst zal worden ingewijd. De nieuweling, door het omhulsel van meel in de waan gebracht, dat hij tot onschuldige slagen wordt aangezet, doodt dan dat kind door blinde, verborgen wonden. Daarop - o gruwel! slurpen zij gretig het bloed van dat kind op en verdelen om strijd zijn ledematen,(…) 12
De nachtelijke activiteiten, de sluier van onbekendheid die om de christenen hangt, maakt allemaal geruchten los. Het is niet waarschijnlijk dat de overheid op grond van deze geruchten over is gegaan tot vervolging. Maar toch heeft het de ideeën van het volk beïnvloed. Al aan het einde van hoofdstuk 1 concludeerde ik dat de publieke opinie snel om kan slaan, en ik zie dat dan ook als belangrijkste oorzaak van de christenvervolgingen. Barnes (1968) is dat met mij eens als hij concludeert: It is in the minds of men, not in the demands of roman law, that the roots of the persecutions of Christians in the roman empire are to be sought13. Dit resulteert in een zeer gespannen houding tegenover christenen. Verschillende bevolkingsgroepen staan recht tegenover elkaar. Er hoeft maar iets te gebeuren, of de vlam slaat in de pan. Workman (1980) noemt een noord-afrikaanse spreuk, die deze gedachtegang nog voordraagt: “If there is no rain, lay the blame on the Christians”. Dat het volk een bijzondere druk op de proconsul kon uitoefenen is duidelijk. Het gevaar voor een opstand dreigt, en het was meerdere malen voorgekomen dat er magistraten werden gelynchte. De keizer had vele pretorianen om hem te beschermen, maar de proconsul van Afrika had waarschijnlijk maar 2 cohorten. De ware kracht lag dus bij het volk.
1.J.J. Flinterman (persoonlijke mededeling 2004)
3. J.J. Flinterman (persoonlijke mededeling 2004)
13.T.D. Barnes legislation against the Christians (1968) blz. 50